Andalusië, deel 1 – Dodo in het wilde westen

Het beest doet me denken aan de dodo, die uitgestorven vogel waar Boudewijn Buch altijd zo naarstig naar op zoek was. Hij lijkt een beetje onhandig met zijn lange poten door het water te stappen. Ik heb het over de purperkoet, één van de meest opmerkelijke waarnemingen tijdens ons bezoek aan het moerasgebied Doñana, gelegen in het zuiden van Spanje.

Purperkoet

Schuw was dit jonge exemplaar op de foto allerminst: parmantig stapte hij op zijn gemak slechts een tiental meters voor mijn lens. Hij vertoont een duidelijke gelijkenis met zijn familieleden meerkoet en waterhoen, maar met die soorten zul je hem toch zeker niet snel verwisselen. De purperkoet is namelijk aanmerkelijk groter en heeft ook veel langere poten en tenen. Een ontmoeting met deze vogel is best wel bijzonder: hij komt uitsluitend voor op enkele plaatsen in het uiterste zuiden van Spanje en Portugal alsmede op Sardinië. Maar in Doñana, één van de belangrijkste vogelgebieden van Europa, heb je met een beetje geluk een behoorlijke kans om deze grappige vogel tegen te komen.

Doñana
Meer dan honderd verschillende soorten vogels konden we in zes dagen Andalusië noteren, veel te veel om hier limitatief op te sommen. Bepaalde zangvogeltjes zoals de provençaalse grasmus en de kortteenleeuwerik wisten andere - meer doorgewinterde - vogelaars tot beroering te brengen; zelf vind ik dat kleinere grut allemaal erg veel op elkaar lijken. Eigenlijk was ik meer onder de indruk van de als een ware heerser boven het landschap vliegende spaanse keizerarend en de opvallend gekleurde en gekuifde hop.

Dwergpalm
Doñana is de vroegere delta van de rivier Guadalquivir, die vanuit het Spaanse binnenland via Sevilla naar de Atlantische Oceaan stroomt. De kern van het gebied is strikt beschermd en kan alleen onder begeleiding worden bezocht. Het is nog zo’n beetje het enige leefgebied van de iberische lynx, maar de kans op het zien van deze katachtige is echter minimaal. Om het nationale park heen liggen uitgebreide bufferzones, die wel vrij toegankelijk zijn, en waar gelukkig ook een heleboel te beleven valt. Zo ontdekten we bijvoorbeeld diverse beekschildpadden. Ook qua plantengroei is dit gedeelte van Spanje uiterst interessant. Eigenlijk moet je er dan voor de lange hete zomer zijn, maar zelfs in september viel er nog veel te bekijken. We zagen aardbeiboom, mastiekboom, dwergpalm (de enige inheemse Europese palmsoort) en vele andere andere specifieke mediterrane plantensoorten.

El Rocio
Een goede uitvalsbasis voor het bezoeken van Doñana is El Rocio. Wanneer je het plaatsje binnenkomt, val je zowat om van verbazing. Je hebt het idee in een verlaten stadje uit een wildwestfilm terechtgekomen te zijn. Allemaal prachtige huizen, vaak voorzien van torentjes met klokken. Bestrating kent men niet, alle wegen en pleinen zijn voorzien van zand. Het is er echter opvallend rustig, er lijkt bijna niemand te wonen. En dat klopt ook: het grootste deel van het jaar zijn de meeste gebouwen onbewoond. Ze behoren toe aan zogenaamde broederschappen (hermandades) uit geheel Spanje. Maar eens per jaar - met pinksteren - komen maar liefst één miljoen pelgrims naar El Rocio. De bedevaartgangers verplaatsen zich dan voornamelijk per paard, vandaar al dat zand. En dan kun je er trouwens maar beter wegblijven, want in die periode kost ons eenvoudige hotelkamertje plotseling 330 Euro, zo lazen we op de prijskaart aan de kamerdeur...

Meer informatie: http://www.donana.es/.

Volgende keer: Clemence K. richting Afrika.

(e-Spekkoek nr. 82, 30 oktober 2004)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten