De ENCI-groeve

Voor het reces (in e-Spekkoek 76) schreef ik al over de Zuidlimburgse mergelgroeve bij ’t Rooth. Later deze zomer bracht ik een uniek bezoek aan nog een andere plek waar kalksteen wordt afgegraven: de ENCI-groeve bij Maastricht. De Plantenstudiegroep van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg had eenmalig toestemming van de ENCI om een dagje de flora in dit anders hermetisch afgesloten gebied te inventariseren. Het werd een indrukwekkende ervaring met – zeker voor Nederlandse begrippen - werkelijk hele bijzondere flora en fauna in een bizarre industriële omgeving met op de achtergrond het oorverdovende lawaai van de ovens van de cementfabriek.

Typelocatie Maastrichtien
Normaal zou ik me op een dergelijke locatie zo snel mogelijk uit de voeten maken. Immense lelijke gebouwen en vieze grijze blubber op de grond. Toch speurden we al, waarschijnlijk tot verbazing van de portier, direct bij de ingang van het ENCI minstens een uur naar plantjes en werden al tientallen soorten op het inventarisatieformulier (de streeplijst) aangetekend. We konden elkaar overigens nauwelijks verstaan door het kabaal van de gigantische ronddraaiende kalkovens. We stonden ook stil bij een steile kalksteenwand, voor geologen uit de hele wereld een welhaast heilige plaats: de in 1849 door de Belgische geoloog André Dumont beschreven typelocatie van het Maastrichtien (geologische periode van 71 tot 65 miljoen jaar geleden).

Natuurontwikkeling
Of de ENCI ons 100% van harte tot het terrein toeliet, vraag ik me af. Het bedrijf lijkt een soort haat-liefde verhouding te hebben met de natuur- en milieuorganisaties. Sinds jaar en dag wordt stukje bij beetje de Sint Pietersberg afgegraven en dat is velen een doorn in het oog. Toch probeert de ENCI zo veel mogelijk on speaking terms te blijven met de tegenstanders van verdere ontginning, onder meer door de dialoog aan te gaan over inrichting van de reeds afgegraven gedeelten. Oorspronkelijk wilde men de kraters in het landschap opvullen met het uit de mergel gefilterde vuursteen, waardoor een nieuwe, weliswaar iets minder hoge Sint Pietersberg zou ontstaan, waarop dan een bos zou worden aangelegd. Met name Stichting De Ark heeft echter weten te bereiken dat het landschap niet al te zeer genivelleerd gaat worden, doch dat het afval gedumpt wordt in de ontstane meren en dat de steile wanden juist gehandhaafd blijven. Wel een beetje paradoxaal: de natuurmensen zijn tegen afgraving, maar de gevolgen ervan tot nu toe wil men wel behouden. En absoluut niet zonder reden: in dit soort groeves ontwikkelen zich unieke, nergens anders in Nederland voorkomende biotopen. Dit soort steile wanden hebben we in ons land immers nergens op natuurlijke wijze.

Oehoe
Hoewel het een planteninventarisatie betrof kon ik het af en toe niet nalaten juist naar boven te kijken. Sinds 1997 broedt de oehoe namelijk in Nederland en wel in de ENCI-groeve. Ik had de laatste jaren wel eens tevergeefs door de afrastering getuurd of ik ’s werelds grootste uil toevallig zag rondvliegen, maar nu ik een keertje de kans had in de groeve zelf te kijken hoopte ik natuurlijk vurig op een ontmoeting met deze zeldzame verschijning. En mijn speurwerk werd beloond: achter in het gebied, ver van de fabriek zweefde plotseling een grote gedrongen vogel in enkele seconden over de vallei. Het duurde nog enkele minuten voordat ik mijn natuurvrienden had uitgelegd waar het beest precies op de rotswand was neergestreken, maar toen had iemand de vogel met zijn verrekijker te pakken, en konden we de oehoe prachtig zien zitten met zijn karakteristiek omhoog staande oren. En zie hier dus het belang om dit door de mens geruïneerde landschap toch maar te laten voortbestaan: deze naar het zuiden gerichte warme steile wanden zijn ideaal voor een vogel als de oehoe. De uil was overigens niet onze enige opmerkelijke ornithologische waarneming: in de door de afgravingen ontstane plassen zagen we bijvoorbeeld ook nog twee ijsvogels. Dit waterrijke gebied is niet toegankelijk voor mensen en daarom de perfecte omgeving voor deze schuwe, exotisch gekleurde vogel.

Salamander
Rugstreeppad
Qua fauna was er nog veel meer te zien, zoals allerlei soorten vlinders, rupsen, libellen en amfibieën. De vele meertjes en poelen in de reeds ontgonnen gedeelten zijn uitermate geschikt voor kikkers, padden en salamanders. Speciaal voor e-Spekkoek hadden we een salamander op zijn zijde gelegd. Het betreft een jonge alpenwatersalamander of kleine watersalamander, dat is met deze foto lastig te bepalen. Ook leuk was de ontdekking van een rugstreeppad; een zeldzame soort, maar wel karakteristiek in dit soort groeves. Een volgende keer zal ik nog wat nader ingaan op de in de ENCI-groeve aangetroffen planten.

(E-spekkoek nr. 80, 2 oktober 2004)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten