Limburgs vakwerk

Zuid-Limburg wekt bij veel Nederlanders een zeker buitenlandgevoel op. Dit komt in de eerste plaats natuurlijk door het heuvelachtige landschap, maar ook allerlei andere factoren zoals bijvoorbeeld het zangerige dialect en de karakteristieke huizenbouw dragen hieraan bij. Over dit laatste wil ik het in deze e-Spekkoek hebben; al die zwart/wit gekleurde bouwwerken vormen immers een fraaie aankleding van het Zuidlimburgse heuvelland. Tegenwoordig zijn deze vakwerkhuizen schreeuwend duur: wie wil niet in zo’n romantisch huis op een idyllisch plekje wonen? Ondanks hun oude uiterlijk zijn ze vaak totaal gerenoveerd en van binnen volgens de modernste standaards ingericht.

In vroeger eeuwen was het andersom, toen waren juist de bakstenen huizen voor de happy few. Het gewone volk bouwde hun huizen toen voornamelijk zelf – natuurlijk wel met de nodige hulp vanuit familie en vriendenkring – met materialen die in de onmiddellijke nabijheid te vinden waren. Een werkje dat overigens wel vakmanschap vereiste was het maken van het houten raamwerk. Een in de regio veel voorkomende naam is Ra(e)ma(e)(c)ker(s), in allerlei variaties geschreven. Ik heb al meerdere van deze mensen ontmoet die zelf niet eens wisten dat hun naam sloeg op het aloude ambacht van raammaker: de verantwoordelijke voor de houten basisconstructie van een vakwerkhuis.

schilderij ‘Beertsenhoven’ van Rim Beckers (bron: http://www.kunstgreep.nl/)
Tussen de houten balken werden dunnere stokken en latten geplaatst. Daarbinnen maakte men een vlechtwerk van wilgentwijgen en andere takken, waarna de aandacht werd verlegd naar het dak. De oorspronkelijke bedekking met stro zie je haast nergens meer, met name vanwege het brandgevaar liggen nu bijna overal pannen op de daken. Na het dak was de opvulling van de muren aan de beurt. Daarvoor werden geschikte leemlagen in de grond opgezocht, en die leem werd – vermengd met allerlei andere troep, ik geloof zelfs de urine van het vee – tussen het lattenwerk aangebracht: een zeer tijdrovend karwei. Tenslotte werd het geheel met een brij van kalk – ook al zo’n streekproduct – witgeverfd, alleen de onderste halve meter smeerde men in met teer, om te voorkomen dat opspattende modder de gevel zou besmeuren.

In eerste instantie werden ook de houten balken mee witgeschilderd, pas de laatste eeuwen ontdekte men dat de huisjes er veel leuker uitzagen als men het houten raamwerk zwart maakte. Het schilderij van Rim Beckers toont een vakwerkhuis in het bij Wijlre gelegen gehucht Beertsenhoven, waar we op de e-Spekkoekdag van 14 juni a.s. ook zeker zullen langstrekken.

(e-Spekkoek nr. 52, 19 april 2003)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten