De Geul

Toen enkele jaren geleden de gemeenten Gulpen en Wittem fuseerden heb ik voorgesteld om in ieder geval het woordje Geul deel te laten uitmaken van de naam van de nieuwe gemeente. Dat leek mij niet meer dan logisch. Dit riviertje stroomt immers dwars door beide toenmalige gemeenten en vormt daardoor het meest verbindende en gemeenschappelijke kenmerk. Niets heeft ook zo zeer een stempel op de ontstaansgeschiedenis van het karakteristieke landschap gedrukt als de Geul.

Voor natuurliefhebbers is het Geuldal en omgeving een uniek stukje Nederland. Eerst wat cijfers: de Geul heeft een lengte van zo'n 56 kilometer, waarvan het grootste deel (36 kilometer) op Nederlands grondgebied. Vanaf haar bronnen in België tot de uitmonding in de Maas daalt de Geul maar liefst 242 meter. Door dit relatief grote verval is de Geul de snelst stromende rivier van ons land. Altijd op zoek naar het laagste punt verlegt de Geul nog steeds haar loop. Buitenbochten worden uitgehold, binnenbochten daarentegen verzanden. Niet zelden groeien twee buitenbochten op deze wijze naar elkaar toe. Soms bereiken deze buitenbochten elkaar en kan het water via de kortere route doorstromen. De aldus ontstane voormalige rivierarmen zijn nog op tal van plaatsen in het landschap als moerasgebiedjes te herkennen.

De Geul bij Wijlre (1994)
Dit proces - meanderen genaamd - heeft zich de afgelopen honderdduizenden jaren afgespeeld. Zodoende hebben de Geul en diverse andere riviertjes en beken de dalen in ons gebied geslepen. Inmiddels heeft de Geul een dal van zo'n 100 meter diepte weten te maken. We spreken dan wel van het heuvelland, maar eigenlijk is Zuid-Limburg dus een dalenland. Enkele miljoenen jaren geleden verhief het zuidoosten van Limburg - een uitloper van de Ardennen - zich langzaam. Daardoor werd de Oermaas gedwongen zich in westelijke richting te verplaatsen en diende ook de Geul voortdurend haar bedding te herzien. Overigens zijn er haaks op de rivierdalen ook nog de droogdalen of grubben. Smelt- en regenwater hebben dit soort dalen doen ontstaan.

De Geul zal niet snel komen droog te vallen, want zij wordt voortdurend gevoed vanuit diverse bronnetjes. Meerdere bronnen in de buurt van het Belgische Eijnatten (circa 8 kilometer ten zuiden van Aken) vormen de start van het riviertje. Tal van zijriviertjes en beken stromen in de Geul uit, bijvoorbeeld de Hohnbach, de Eijserbeek en de Gulp. Ook in de buurt van mijn woonplaats Wijlre zijn er meerdere bronnen; sommige namen duiden daar inderdaad op, zoals Roodborn, Gronsele Put en Schoonbron.

Natuurliefhebbers komen in het stroomgebied van de Geul volop aan hun trekken. Voor plantenliefhebbers is de specifieke zinkflora het meest bijzonder. Daarvoor moeten we wel naar het Belgische deel van de Geul. Honderden jaren lang werd bij de plaatsen Kelmis en Plombière zink en lood gewonnen. In 1920 is men daarmee gestopt, doch de puinhopen van deze mijnen lagen er nog tot voor enkele jaren geleden: een bizarre aanblik. Milieuvervuiling van de eerste orde zou je zeggen, maar juist hierdoor konden zich planten als zinkviooltje, zinkboerenkers en zinkschapegras ontwikkelen. Natuurmonumenten riep het zinkviooltje uit tot het symbool voor de succesvolle actie Geuldal in 1977; mij zijn echter geen vindplaatsen op Nederlands gebied bekend.

Zinkviooltje
Voor de wandelaar is het bijna overal mogelijk dichtbij de Geul te blijven lopen. Via stegels en draaihekjes voert het pad daarbij vaak door weilanden. In de wandelgids voor 't Geuldal - een uitgave van de Vallekebergse Alpe Vrung - wordt de Geul van bron tot monding gevolgd. En verrassingen zijn zeker niet uitgesloten; zo heb ik meerdere malen de ijsvogel waargenomen. Een schitterend gezicht, zoals deze vogel vanaf een overhangende tak het water induikt en met de buit in zijn snavel bovenkomt. Alleen al de kans hierop maakt het verkennen van de Geul de moeite waard.

O ja: de fusiegemeente hebben ze trouwens uiteindelijk zo fantasieloos mogelijk Gulpen-Wittem genoemd…

(e-Spekkoek nr. 35, 23 augustus 2002)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten